De Caiquetíos, oorspronkelijke inwoners van Curaçao

Een belangrijke rol in de roman Asiento is weggelegd voor een Caiquetío-indiaan, een van de oorspronkleijke bewoners van Curaçao. Deze inheemse groep komt maar weinig aan bod in geschiedenisboeken en romans. Dat is misschien niet zo vreemd: ze zijn van de aardbodem verdwenen, opgeslokt door het koloniale verleden.

 

Een fragment uit Asiento:

‘Toen wij terugkeerden op het eiland, lang geleden, na jarenlang in de mijnen van Hispañola te hebben geleden, waren wij al gedoopt. De Spanjaarden zijn wreed en hun priesters nog wreder. Het was Jezus of de dood. Velen van ons zijn gestorven.’ Hatuey schudt mismoedig zijn hoofd. ‘Toen kwamen de Hollanders en verjoegen de Armados.’

Sepiers grinnikt. ‘En toen was het weer niet goed.’

‘Nee. De meeste Caiquetíos werden naar Coro verbannen. Slechts een handjevol mocht blijven om het vee te hoeden en de Hollanders te leren hoe ze maishi chiki moesten verbouwen. Een van hen was mijn grootvader. De Hollanders zeiden: geloof wat je wilt, maar blijf bij ons uit de buurt en bouw geen kerken of kapellen. Ze pikten ons dorp bij Santa Anna in, maakten het met de grond gelijk en bouwden er hun fort op. Nu wonen wij verspreid. Dit dorp is de laatste herinnering aan de vrije Caiquetíos.’ Hij maakt een demonstratief armgebaar. ‘Ooit waren er duizend van ons. Dit is alles wat er over is.’

Alonso de Ojeda en zijn conquistadores ontmoeten de inheemsen van Curaçao. Volgens de Spanjaarden waren de Caiquetíos uitzonderlijk lang van gestalte, vandaar dat ze Curaçao 'Isla de los Gigantes' noemden. De tekenaar van het plaatje heeft wellicht ietwat overdreven.

De Caiquetíos waren de oorspronkelijke bewoners van Noordwest-Venezuela en de ABC-eilanden (Aruba, Bonaire en Curaçao). Zij behoorden tot de etnische stam van de Arawak-indianen, die de kuststroken van Zuid- en Midden-Amerika bevolkten van het Amazonebekken tot aan Florida, met inbegrip van de (Grote en Kleine) Antillen. De Spanjaarden bezetten de ABC-eilanden in 1499 en troffen daar zo’n tweeduizend Caiquetíos aan, die ze in 1513 allemaal als slaven naar Hispañola (nu: Haïti en de Dominicaanse Republiek) verscheepten. In 1526 werden ca. 400 Caiquetíos terug naar Curaçao gestuurd om vee te hoeden. In opdracht van het Spaanse bestuur werd deze groep verplicht bekeerd tot het katholieke geloof. Toen de WIC in 1634 de eilanden veroverde troffen ze 475 Caiquetíos aan in dorpen bij Sint Annabaai, Ascension en Santa Barbara. Voor de Hollanders waren zij ongewenst, want zij waren van de ‘paapse religie’. De laatste Spaanse gouverneur op Curaçao rapporteerde dat er 402 indianen en 32 Spanjaarden door de Nederlanders waren gedeporteerd en aan land gezet in Venezuela. Ongeveer dertig gezinnen (73 personen) mochten op het eiland blijven wonen. Volgens een decreet van de WIC mochten zij niet tot slaaf worden gemaakt en dienden hun bezittingen te worden gerespecteerd. Vanaf 1660 werden zij regelmatig gerekruteerd om voortvluchtige zwarte slaven op te sporen. Het is overigens niet zeker of degenen die overbleven allemaal Caiquetíos waren; in een aantal bronnen wordt gesuggereerd dat ook Taïno-indianen op het eiland woonden. In het boek wordt dit genegeerd.

Caiquetíos en het Asiento: over de Hollanders en de slavenhandel in de 17de eeuw.

Standbeeld van Hatuey, de cacique (hoofdman) van het eiland Hispaniola aan het begin van de 16de eeuw . Hij wordt wel de eerste verzetsstrijder tegen het kolonialisme in de Nieuwe Wereld genoemd. Zijn monument staat in Baracoa (Cuba).

De Caiquetíos vestigden zich waarschijnlijk rond het jaar 600 vanuit Venezuela op Curaçao. Ze leefden in kleine nederzettingen. De dorpjes lagen vaak in de buurt van binnenbaaien aan voornamelijk de zuidkust. Ze leefden van kleinschalige verbouw van onder meer cassave, van visserij, het verzamelen van schelpdieren en van jacht op klein wild. Daarnaast dreven zij handel met Indianen van andere eilanden en van het vasteland. Woonplaatsen zijn gevonden bij onder andere Knip en Santa Barbara.  

 

De Caquetíos maakten deel uit van de overkoepelende Arawak-taalgemeenschap. Bij de Arawakken was sprake van een multiculturele samenleving waarin verschillende stammen niet naast elkaar leefden, maar juist samengingen om nieuwe eenheden te vormen waardoor interetnische conflicten konden worden opgelost. Zo bestond er een sterke verwantschap met de Taíno-indianen, hetgeen bij historici soms tot verwarring leidde: op  Curaçao is niet altijd duidelijk wat nu precies Caiquetío of Taíno is.

Toch hadden de Caiquetíos een  eigen identiteit. Hun culturele en politieke centrum lag in wat nu de provincie Falcón (Venezuela) is. In het begin van de zestiende eeuw heerste daar de cacique (opperhoofd) Manaure over een groot aantal vazalgemeenschappen. Manaure was een van de weinige inheemse leiders die een alliantie met de Spanjaarden aanging, wat leidde tot zijn eigen ondergang en de slavernij van zijn stamgenoten.

 

De indianen, of 'naturellen', zoals de Hollanders hen noemden, stonden bekend om hun vakmanschap, waaronder de productie van aardewerk en manden. Ze maakten ook gebruik van verschillende soorten gereedschap, zoals bijlen, messen en pijlen. Hun oorspronkelijke religie was polytheïstisch en ze vereerden een groot aantal goden en geesten, waarvan sommige geassocieerd werden met de natuurlijke elementen en dieren. Een van die goden was Hurakane, een kwade entiteit die onheil en stormen brengt. Het woord is door ons geadopteerd als ‘orkaan’.

Monument voor cacique Manaure (opperhoofd van de Caquetios) op de Plaza Manaure in Coro, Venezuela.

Caiquetíos en het Asiento: over de Hollanders en de slavenhandel in de 17de eeuw.

Tekening van een kerkje bij Santa Barbara, dat de Spaanse plantagehouder Lázaro de Bejarano samen met de Caiquetíos rond 1540 heeft gebouwd.

 

De Indianen die als slaven in Hispaniola moesten werken waren vanaf 1492 in zo korte tijd gedecimeerd, dat in 1513 de indianen van alle ‘onnutte eilanden’ werden gedeporteerd naar Hispaniola , dus ook de Caiquetíos van Curaçao, om de arbeidsplaatsen in te nemen. Dat was eigenlijk tegen de Spaanse wetgeving, want de Spaanse kroon had bepaald dat alleen menseneters (de Cariben, een ander indianenvolk) tot slaaf gemaakt mochten worden. Als tegenprestatie werd in 1526 een deel van de Caiquetíos teruggebracht naar hun eigen eiland door Juan de Ampíes, een factoor op Hispaniola , die daarbij moest beloven alle Curaçaose indianen katholiek te maken. Ze moesten brazielhout leveren en het vee hoeden; verder waren ze van geen nut voor Spanje. Ene Juan de Castellanos, die Curaçao in 1540 bezocht, schreef over hen:

 

"De mensen die er wonen zijn tevree, sierlijk van gang en slank van lijf en leden. Daarom betitelt men ook wel hun stee als ‘’Reuzeneilanden’’ en wel met reden, want hun bewoners zijn veel groter dan elk ander in dees ’streek geboren man. Ze zijn zeer vredelievend; haat noch nijd kan hun geluk in het geringst verstoren – en allen spreken zij de ‘caiquetíos’ taal."

 

Er waren op 29 juli 1634, toen de Hollanders Curaçao veroverden, slechts
475 Caiquetíos te vinden op Curaçao. Verder was er een cacique (opperhoofd), Pedro Ortiz genoemd, die op Santa Cruz woonde. De bewoners van Santa Cruz haalden hun water uit de put van Ascención, waar ook een kerkje was. Curaçao leek toen redelijk welvarend met een grote veestapel. De Hollanders vonden in de tuinen van Santa Barbara granaatappelen, limoentjes, oranjeappelen, bananen en enkele stuks vee. 

 

In één klap veranderde Curaçao dus van machthebber, bevolking én godsdienst: de Hollandse West-Indische Compagnie in de persoon van de bevelhebber Van Walbeeck had een hekel aan ‘paeps’-gezinden en was dus uitermate intolerant. Daardoor bestond de bevolking vanaf 1634 uit een minderheid van katholieke indianen en een meerderheid van gereformeerde blanken. Bij de Vrede van Westfalen (veertien jaar later) waren de onderhandelaars vergeten om de kerkelijke jurisdictie over Curaçao te regelen, dus de bisschop van Caracas behield gewoon zijn kerkelijke macht onder het patronaatsrecht van de Spaanse koning. Dat was zeer ingewikkeld, en soms was een diplomaat nodig om tussen Nederlands hervormd en Spaans katholiek recht te laveren. De katholieke missionering werd door de WIC eerst verboden, daarna gedoogd, maar wegens de handel kwam de golfbeweging weer op gang, nu echter de andere kant op: van intolerant naar tolerant, althans in religieuze zin. Na de komst van het slavendepot veranderde Curaçao niet alleen geleidelijk van kleur maar ook weer van godsdienst: het werd opnieuw katholiek, echter niet meer als een Spaanse staatsgodsdienst maar als een gedoogde religie. Wanneer het om centen ging waren de Hollanders altijd heel pragmatisch.

Het is trouwens onbekend of de Curaçaose Caiquetíos zuiver en oprecht katholiek waren of dat ze in het geheim nog hun eigen traditionele religieuze opvattingen aanhielden. Net als overal zal er wel een mengvorm hebben bestaan. Ook in Nederland hebben de oude Germaanse en Keltische tradities ten slotte nog lang overleefd.

Wat dat betreft zijn volkse overleveringen en overeenkomsten met aanverwante indianenvolken niet meer dan aanwijzingen. Er zijn de grote aardewerk potten (djars) waarin skeletten zijn gevonden, schelpresten en kleine artifacten, In de grotten van Hato en Ronde Klip zijn verschillende indianentekeningen aangetroffen. Deze roodachtig- bruine beschilderingen vormen geen schrift, maar hadden waarschijnlijk een magische of symbolische betekenis bij de offeranden die in de grotten plaatsvonden. Maar het zijn echo's uit een ver verleden, uit een tijd die ook voor de Caiquetíos in de zeventiende eeuw waarschijnlijk al ver achter hen lag. De Hollanders waren niet bijster in hen geïnteresseerd, de zwarte slaven hadden zo hun eigen problemen en de cultuurkloof tussen de groepen was, althans in die tijd, veel te groot om overbrugd te kunnen worden. Colá Debrot biedt in zijn novelle 'de Vervolgden' een kijkje in de indianencultuur, maar het is niet duidelijk in hoeverre deze historisch verantwoord is. Ook hij heeft zich waarschijnlijk vooral gebaseerd op volksoverleveringen. In die zin is ook Sambumbu van Paul Brenneker interessant, inclusief zijn website. De verhouding met de zwarte bevolking laat zich misschien nog het beste begrijpen door een oud spreekwoord op Curaçao : 'Blanku ku afrikano ta obra di Dios, indjan a nase for di tera.' ('Blanken en zwarten zijn geschapen door God, indianen zijn geboren uit de grond.').

'The Green Flash'. Volgens Colá Debrot (De vervolgden ) was dit natuurlijke fenomeen, dat feitelijk veroorzaakt wordt door refractie van het zonlicht, voor de Caiquetíos een manifestatie van God. De groene flits is onder de juiste atmosferische omstandigheden waarneembaar als de zon bijna geheel achter de horizon is verdwenen. Colá Debrot verwoordde het als volgt: "Zij hurkten aan het strand neer en keken naar de zon die langzaam onder de horizon verdween. Heel langzaam. Zij behoorden tot de stam van de Caiquetíos die de groene straal vereren, en wachtten dus in spanning op het ogenblik dat de groene straal bij het ondergaan van de zon loodrecht omhoogflitst."

De slechts 73 Caiquetíos die door de Hollanders werden getolereerd (de rest werd, samen met de Spanjaarden, afgezet op de Venezulaanse kust) hadden een specifieke taak. Zij hadden ervaring in het houden en hoeden van vee en wisten hoe ze op het droge en winderige eiland 'kleine maïs’ of 'kafferkoren' (sorghum) moesten verbouwen. Op die manier leerden de blanken van de indianen hoe ze hun eigen voedsel konden produceren. Het kafferkoren werd uiteindelijk het basisvoedsel voor de 'negotienegers', de duizenden zwarte slaven die in de loop der jaren via het eiland werden verhandeld.

 

Daarna wordt het stil rond de Caiquetíos van Curaçao. Er is nog een vermelding uit 1660 dat zij regelmatig werden gerekruteerd om voortvluchtige zwarte slaven op te sporen. Er is een sporadische naam in een oud (katholiek) doopregister. En er zijn de verhalen van de zwarte Curaçaose bevolking, die blijkbaar hardnekkig zijn, want in Sambumbu van Paul Brenneker kunnen nog vele anecdotes over de indianen worden gevonden. Hoe oud zijn die verhalen? Niemand die het weet. Waarschijnlijk zijn de Caiquetíos langzaam opgegaan in de zwarte gemeenschap. Volgens overlevering waren er in 1795 nog vijf volbloed indianen op het eiland. Op Aruba, waar ook Caiquetíos woonden is de laatste authentieke Arubaan rond 1862 gestorven. Tot op heden blijven echter Caquetío gelaatstrekken herkenbaar bij veel inheemse Arubanen. In 2003 toonde een mitochondriaal-DNA-analyse aan dat indiaans DNA nog steeds aanwezig is onder de Arubaanse bevolking. Dat zal op Curaçao niet anders zijn.

 

Bronnen: zie de uitgebreide lijst. op deze pagina