De Spaanse Inquisitie

In de roman Asiento wordt de Nederlandse slavenhandelaar Balthasar Coymans in toenemende mate tegengewerkt door de Spaanse Inquisitie. Dat was niet omdat hij in zwarte slaven handelde, maar omdat hij protestants was. Over het algemeen werden protestantse kooplui in Cádiz en Sevilla met enige tolerantie beschouwd, mits ze zich gedeisd hielden op religieus vlak, Maar toen Coymans het asiento verwierf en de handel op Zuid-Amerika in zijn grip had, werd zijn macht een doorn in het oog van de Inquisitie.

 

De pauselijke Inquisitie bestond al sinds de 12de eeuw en had als doel ‘de opsporing van, het onderzoek naar en het opleggen van straffen aan 'ketters’, dat wil zeggen andersgelovigen. De Spaanse Inquisitie was een aparte tak en werd in 1478 gesticht op instigatie van de monarchie, als gevolg van toenemend antisemitisme en anti-islamisme in Spanje. Een groot deel van het land had eeuwenlang onder Arabisch bestuur gestaan en omdat de islam, in tegenstelling tot het christendom, tolerant was tegenover joden, waren beide bevolkingsgroepen ruim vertegenwoordigd. De Inquisitie had als doel om het volk religieuze eenheid op te leggen. Met het Edict van Verbanning in 1492 werden de joden gedwongen zich te bekeren tot het katholieke geloof, en wie dat niet wilde diende het land te verlaten. Joden en moslims werden met harde hand vervolgd op grond van de Limpieza de Sangre, verregaande raszuiverheidswetten. Nog in 1609 werden 300.000 moslims het land uitgezet. Aan het eind van de 16de eeuw begon men zich tevens te richten op het opkomende protestantisme. Hoewel zij in principe onafhankelijk was van de wereldlijke macht, was de Spaanse Inquisitie een krachtig politiek wapen. De grootinquisiteur bijvoorbeeld werd benoemd door de kroon.

Logo van het Heilig Tribunaal der Spaanse Inquisitie.

De orde der Dominicanen was in de 13de eeuw door de paus aangesteld als instrument voor de vervolging van geloofsafvalligen. Dit was ook in Spanje het geval. De orde was bij haar werk gebonden aan het canoniek recht, de te volgen procedures werden gespecificeerd in instrucciones, geschreven door de inquisiteur-generaals. De inquisiteurs waren juridisch geschoolde specialisten die optraden als aanklager, verdediger en rechter in één persoon. Wanneer de Inquisitie in een stad arriveerde werden alle gelovigen opgeroepen naar de tribunalen van de Inquisitie te komen om ‘hun geweten te ontlasten’. Daarvoor kreeg men ongeveer een maand de tijd; wie vrijwillig zijn overtredingen opbiechtte kreeg de kans om zich met de kerk te verzoenen zonder gestraft te worden. Hierbij moest men ook eventuele medeplichtigen aangeven. Deze beschuldigingen waren anoniem, zodat aangeklaagden niet wisten wie hen aangegeven had. Na arrestatie volgde een uitgebreid onderzoek, waardoor verdachten soms jarenlang in eenzame opsluiting wegkwijnden zonder dat ze een idee hadden waarvan ze precies beschuldigd waren. Zelfs nog voor een eventuele schuldigverklaring kwamen alle bezittingen van de veroordeelde aan de Inquisitie toe.

Korte, Nederlands gesproken video over de Inquisitie (VRT).

Het inquisitoir recht gaf de aanklager veel mogelijkheden:

  • Rechter en aanklager waren dezelfde persoon. De rechter kon zelf op onderzoek uitgaan en de aanklacht formuleren.
  • Confrontatie met de aanklager was niet mogelijk, de aanklacht kon anoniem gedaan worden.
  • De zittingen konden geheim zijn.
  • De beschuldigde kon onbeperkt vastgehouden worden tot aan het proces.
  • De beschuldigde hoefde de aanklacht niet te vernemen.
  • Marteling was toegestaan en na 1570 werden de aanvankelijk in het systeem ingebouwde beveiligingen (om de verdachte te beschermen tegen willekeurige marteling) vrijwel geheel losgelaten.
  • De beschuldigde mocht geen advocaat hebben.
  • De beschuldigde mocht geen getuigen oproepen.
  • De beschuldigde mocht de getuigen van de aanklager niet ondervragen.
  • Hoger beroep was onmogelijk.

Het proces zelf bestond uit een serie hoorzittingen, waarin zowel de aanklagers (degenen die de beschuldigde bij de Inquisitie hadden aangegeven) als de beschuldigde zelf hun verhaal deden. De beschuldigde kreeg een verdediger toegewezen, een lid van het tribunaal, wiens taak het was om de beschuldigde advies te geven en hem aan te moedigen de waarheid te spreken. Ondervragingen van de beschuldigde vonden plaats in het bijzijn van een ambtenaar die gedetailleerde notulen bijhield. De archieven van de Inquisitie zijn in vergelijking met andere rechtsinstanties uit die tijd erg compleet en gedetailleerd. 

 

Tijdens de ondervraging van de beschuldigde kon de Inquisitie marteling inzetten als werktuig. Marteling werd altijd toegepast om een bekentenis te verkrijgen en niet als straf. Het werd ook toegepast op kinderen en ouderen.

De meest gebruikte martelmethoden waren de garrucha, toca en potro. Bij de garrucha werd de ondervraagde opgehangen aan zijn armen. Aan de voeten van de verdachte werden gewichten bevestigd, waarna de verdachte herhaaldelijk werd opgehesen en men hem vervolgens weer naar beneden liet vallen. Het resultaat was vaak niet alleen hevige pijn, maar ook het uit de kom schieten van gewrichten. Bij de toca (ook wel waterfoltering of waterboarding genoemd) werd een doek in de mond van de ondervraagde ingebracht, waarover water werd gegoten. Hierdoor ontstond bij de verdachte het gevoel te zullen verdrinken. Het meest gebruikt was de porto (beter bekend als de rekbank), waarop het lichaam van de verdachte onnatuurlijk werd uitgerekt. Overigens voerden de inquisiteurs nooit zelf de folteringen uit; als geestelijken mochten zij geen bloed aan de handen hebben.

 

De bekentenissen die gedaan werden als gevolg van deze martelingen werden (samen met de duur en aard van de martelingen zelf) door een notulist vastgelegd en werden door de Inquisitie als geldig bewijs beschouwd. Na afloop van het proces volgde een overleg tussen de inquisiteurs, een vertegenwoordiger van de bisschop en de consultores (experts in het canoniek recht). Dit overleg werd het consulta de fe genoemd. Er werd over de zaak gestemd en een oordeel, dat unaniem moest zijn, geveld.

Video over de Spaanse Inquisitie (Engels geproken). Bron: Spanish Inquisition: Basics - Medieval Religion Documentary - Kings and Generals. Sla de irritante reclame aan het begin over.

Het proces kon op de volgende manieren aflopen:

  • De verdachte werd vrijgesproken. Dit kwam zelden voor.
  • Het proces werd verdaagd. De verdachte werd vrijgelaten, maar hij bleef onder verdenking staan en hem werd aangezegd dat het proces later alsnog voortgezet kon worden. In de praktijk betekende dit vrijspraak, maar zonder de erkenning dat vervolging onterecht was.
  • De verdachte werd schuldig bevonden en moest publiekelijk zijn schuld belijden, gevolgd door een nader te bepalen straf zoals verbanning, een boete of dienst op een galei.
  • De verdachte werd "verzoend" met de rooms-katholieke kerk. Behalve een publieke ceremonie werd er soms een hardere straf toegepast, zoals gevangenisstraf, de galeien of confiscatie van alle eigendommen.
  • In het ongunstigste geval werd de verdachte uitgeleverd aan de burgerlijke autoriteiten. In de praktijk betekende dit de doodstraf door middel van de brandstapel. Deze straf werd vooral toegepast op ketters die geen berouw toonden of herhaaldelijk in ketterij vervielen. De executie werd publiekelijk voltrokken. Als de veroordeelde berouw toonde, werd hij gewurgd (door middel van de Garrote) en zijn lichaam werd vervolgens verbrand. Toonde de veroordeelde geen berouw, dan werd deze levend verbrand.

Auto de Fe en la plaza Mayor de Madrid, op 30 juni 1680, in bijzijn van koning Carlos II.

Werd de verdachte veroordeeld, dan moest deze meestal deelnemen aan een ceremonie die zijn terugkeer naar de Roomse Kerk bezegelde. Deze ceremonie werd auto de fe genoemd en was privé (auto particular) of publiekelijk (auto publico).

In het begin waren deze ceremonies weinig plechtig van aard en trokken ze weinig toeschouwers. Naarmate de Inquisitie langer bestond werden deze ceremonies plechtiger, trokken ze meer publiek en werden ze met feestelijkheden omkleed. Zo werden de veroordeelden door de stad gevoerd, gehuld in een ‘sanbenito’ (kledingstuk om publiekelijk berouw te tonen) en moesten ze een capirote (puntmuts) dragen om zich te onderwerpen aan openbare vernedering. In latere tijd was een autodafe een groot spektakel en werd er zorgvuldig geregisseerd om een maximaal effect bij de toeschouwers te bewerkstelligen.

 

Bronnen:  zie de uitgebreide lijst. op deze pagina en Wikipedia en Wikipedia Engels